Perioden van groei     

Volgens Maria Montessori verloopt de ontwikkeling van een kind in drie opeenvolgende fasen: de ‘gevoelige perioden’. Elke fase legt de basis voor de volgende. 

0-6 jaar 

Van 0-6 jaar ontwikkelen en vormen kinderen zich door de indrukken en ervaringen die ze opdoen in hun omgeving. Ze leren lopen en praten. Kinderen willen het vaak ‘zelf doen’ en herhalen dezelfde handelingen. Zo oefenen ze hun motoriek, ontdekken ze de wereld en worden ze zich bewust van hun eigen persoonlijkheid. Geef ze de tijd. 

6-9 jaar 

In deze fase ontstaat leergierigheid. Kinderen willen echt álles weten. De wereld om hen heen wordt steeds groter. Ze willen samen dingen doen en samen ontdekken. Met name op cognitief en sociaal-emotioneel gebied ontwikkelen kinderen zich enorm. Ze gaan rekenen, schrijven en lezen. Inmiddels kennen ze de kleuren, kennen ze verschillen in tijd en gaan spelregels steeds belangrijker vinden. Kinderen leren het verschil tussen links en rechts, leren wat goed en fout is en leren zich beter inleven in anderen. 

9-12 jaar 

Kinderen dragen steeds meer verantwoordelijkheid. Ze smeren zelf hun brood, vullen hun gymtas en denken eraan deze zelf mee te nemen. Ze krijgen steeds meer interesse voor lezen en leren, zijn beschermend naar jongere broertjes of zusjes en vriendschappen worden hechter. Ze kunnen redeneren, hun intelligentie ontwikkelt zich meer en meer. Ze gaan zich bezighouden met problemen in de maatschappij, zoals klimaatverandering of dierenleed. Dit betekent ook dat ze een oordeel gaan vormen over problemen en kritiek gaan leveren op uitspraken of situaties. Filosoferen is leuk. Vanaf ongeveer elf jaar ontwikkelen kinderen steeds meer zelfkennis en worden ze sociaal voelender. Ook raken ze meer gericht op andere kinderen van de eigen leeftijd. De puberteit doet haar intrede.